"Een persoon krijgt de hele dag kleine slechte prikkeltjes van andere mensen in de groep. Ieder klein prikkeltje stelt niks voor. Bij elkaar is het erg. Uiteindelijk kan er iets ergs gebeuren, een incident. Dan pas hebben anderen het door; ouders, leraren, leerplicht of misschien zelfs de politie. Maar het pesten was er al. Het incident is niet uit het niets gebeurd. Meestal is het dan al te laat.
Als je gepest wordt, ga je twijfelen. In de groep zeggen mensen steeds slechte dingen over je. Je krijgt alleen maar te horen dat je een slecht persoon bent. Niemand zegt het tegenovergestelde. Daarom ga je het geloven, want als iedereen alleen maar dat zegt, dan zal het wel waar zijn."
De omschrijving van het pesten is zo verteld door een jongere met een pest verleden. De jongere is een samenwerking met MENES aangegaan om erachter te komen: Wie gaat er eigenlijk over pesten? Wie moet ervoor zorgen dat pesten stopt?
De jongere heeft zijn eigen pest verhaal, dat hieronder te lezen is, opgeschreven. We hebben het verhaal ook opgestuurd naar wethouder Steffens-van de Water. Samen zijn we bij haar uitgenodigd om het verhaal te delen en te horen wat de gemeente Haarlemmermeer tegen pesten doet. De wethouder heeft de afgelopen maanden met jongeren van verschillende scholen nagedacht wat er tegen pesten moet gebeuren. Zij heeft ook meegedacht over hoe de gemeente deze jongere kan helpen om het verhaal naar buiten te brengen. De jongere wil met het naar buiten brengen van het verhaal aan mensen laten weten dat pesten heel ernstige gevolgen kan hebben.
Toen ik 6 was kreeg ik te horen dat we in een ander land gingen wonen, ik wist toen niet echt wat Nederland was, dus ik volgde gewoon mijn ouders overal. Aangekomen in Nederland veranderde de dingen heel erg. Vroeger leefden we in een stad die naast de akkerbouw was. Hier (in Nederland) waren er hele grote winkels en was er veel speelgoed.
Ik kwam aan op mijn eerste school, deze school zal ik nooit vergeten omdat daar alles is begonnen. Ik vond het er verschrikkelijk. Ik werd elke dag gepest door de kinderen van mijn klas en van de andere klassen.
Dit was voor mij niet het ergst. Hieronder komt het ergste, het meest traumatiserende ding dat ooit is gebeurd in mijn leven: Het incident.
Ik ging het lokaal uit na schooltijd, ik had een gesprek gehad met mijn juf van groep 6 omdat het slecht ging in de klas. Ik liep naar de kapstokken toe waar mijn jas hing en opeens werd ik van achteren geslagen in mijn nek. , ik weet het nog zo goed dat ik er over gedroomd heb. Toen werd ik door een jongen opgetild en naar achter geslagen, ze waren met z'n tweeën. ze sloegen me heen en weer totdat de juf in het lokaal doorhad dat op de gang NAAST HAAR LOKAAL een jonge volledig vernietigd werd. De juf rende naar ons toe om te zien wat er aan de hand was, de twee jongens renden weg en ik werd daar achtergelaten, liggend op de grond. Mijn lippen waren aan de boven en aan de onderkant open en mijn neus bloedde heftig. De kinderen zeiden dat ik dood was, en ik had het kunnen zijn als er niemand was gekomen. De juf wilde me helpen opstaan; maar ik weigerde. Al deze jaren had ze niks gedaan, geen straf uitgedeeld, geen gesprekken gehad, NIKS.
Vervolgens viel ik zonder reden flauw, net als in een film gaan je ogen langzaam dicht en je slaapt. Je bent niet eens moe maar je slaapt wel.Mijn ogen gingen weer open en ik zag mijn moeder aankomen rennen, ze zag mij en ze begon te huilen, ik zat op de grond en ik kon niet bewegen. Mijn moeder pakte me op, ik zat in haar armen en ik hield haar zo stevig mogelijk vast. ik wou nergens meer naartoe, niet naar huis, niet naar het zwembad, niet naar het pretpark, ik wou NERGENS HEEN, NERGENS.
Ik viel weer in slaap. Toen ik een paar minuten later wakker werd, zat mijn moeder op een stoel aan het bureau van de directeur. Mijn vader was er ook. Ik hield mijn moeder nog steeds stevig vast, op de achtergrond zag ik mijn vader in gesprek met de directeur terwijl mijn moeder huilend mijn bloedende neus en open lippen schoonmaakte.
Dit was HET MEEST PIJNLIJKE MOMENT in mijn leven.
Het was besloten, ik moest naar een andere school toe. Dat vond ik niet leuk. Dit was MIJN SCHOOL, ik had er Nederlands leren praten en tellen, verstoppertje en tikkertje leren spelen.
Ik wist waar ik naartoe moest, ik had de route al met mijn moeder gefietst en ik had de kinderen van mijn klas al gezien.
Ik kwam aan bij de school, ik parkeerde mijn fiets en ik liep het schoolplein op.
Ik voelde iets raars, ik vroeg me af wat ik moest doen, de bel was al gegaan en alle andere kinderen waren al naar binnen en ik bleef daar staan; ik deed niks. Ik wachtte tot er iets gebeurde, er komt opeens een man naar buiten gestapt. Hij vertelt mij dat hij de directeur is en dat ik hem moest volgen. Ik volgde hem tot aan mijn nieuwe klas.
Ik ging op de stoel zitten die de juf had aangewezen; maar niks ging goed.
Het was niet normaal, ze deden niks. Ze plaagden me niet, ze scholden me niet uit, ze gooiden niks naar me toe, ze deden niks. Ik vond het doodeng. Ik was 11 jaar en ik was bang voor kinderen.
Een van de meiden van mijn klas oude klas was al vorig jaar naar deze klas toegekomen. Het duurde niet lang voordat ze allemaal dingen over mij begon te vertellen. Andere kinderen kwamen naar mij toe en vroegen of wat ze vertelde waar was. /Ik had nooit echt met iemand van mijn leeftijd gesproken, dus ik zei niks. ‘Vertel nou, klopt het dat je helemaal gestoord bent?’, ik keek de persoon aan zonder een woord te zeggen. De persoon ging weg en dacht dat ik inderdaad echt gestoord was.
Ik vocht op het schoolplein met de andere jongens uit mijn klas, ik was sterker want ik had geleerd vechten. Maar ze werden elke dag sterker, en op een dag werden ze sterker dan ik. Ik rende, zij sloegen.
Meiden kunnen ook pesten, en ze deden het. Een simpele vraag was genoeg: ‘Wil je verkering met me’. Als ik ja zei antwoordde ze : ‘Je bent te slecht voor mij, je kan nooit een meisje krijgen.’ Als ik nee zei antwoordde ze: ’Eecht, ik wou wel verkering met jou’. En dat deden ze constant.
Ik moest ze negeren. Als ik iets terug zei, gingen ze naar de juf toe en zeiden ze allemaal slechte dingen over mij. Ik kon er niks aan doen, de juf zei dat ze er genoeg van had dat ik de hele tijd kwam klagen en dat ik zelf dingen moest oplossen.
Ze hebben op me gespuugd, de jongens die achter me aan renden, hebben om me gespuugd. Ik stond daar te wachten tot er iemand kwam, de juf kwam naar me toe en zag wat er aan de hand was, ik zei niks. Ze veegde het spuug van mijn gezicht en mijn jas weg en ze bracht me naar binnen. In de klas zei de juf dat wat met me gebeurd was niet acceptabel was en dat iedereen zich moest schamen voor wat er gebeurd was. De meiden leken geschrokken maar het maakte me niks uit, ik wenste alleen dat school zo snel mogelijk afgelopen was.
Elke dinsdag kwam een man die gehuurd werd door school op het schoolplein om na de les met ons te spelen, ik ging er altijd heen. Maar op een dag, na speeltijd, wouden twee jongens mij blokkeren. Ik fietste snel door maar ze kwamen achter me aan. Ik schopte een van de twee en de andere begon mij te achtervolgen. Ik fietste zo hard als ik kon, de jongen haalde me bijna in maar hij gaf op na een paar minuten. Ik ging naar huis en vertelde alles aan mijn ouders, ze vertelden me om elke dinsdag na school direct terug naar huis te komen, ik kon niet meer spelen bij de man met het speelgoed.
Ik had mijn cito gemaakt en mijn ouders waren trots op me, ik mocht naar de middelbare school toe. Het interesseerde me allemaal weinig, er gebeurden toch alleen maar slechte dingen op school dus waarom zou het deze keer beter gaan.
Ik kwam op de middelbare school; zou het dit keer wel goed gaan, of zal alle hoop er voor niks zijn.
Het gevoel kwam terug, ik vroeg me af wat ik hier nu moest doen, ik had instructies gekregen om naar een lokaal te gaan, er was een man voor de deur, hij was mijn mentor. Als een mentor net als een juf was dan wou ik er niks van weten, ze waren nutteloos.
De man begroette me en ging met me het lokaal binnen. Er werden ons dingen uitgelegd zoals hoe de lokalen werken en hoe het zit met de leraren. Het maakt me weinig uit wat de mentor vertelde, wat mij wel uitmaakte was dat de kinderen om me heen opnieuw niks deden, ze zeiden niks ze schopten niet, ze duwden niet, er was niks aan de hand. Het was echt eng want in mijn klas waren er kinderen van mijn basisschool die me gepest hadden, ze deden opeens niks, zonder reden deden dezelfde mensen die op me gespuugd hadden opeens niks.
Het begon opnieuw, de kinderen van mijn oude klas begonnen weer dingen over mij te vertellen. Ik was niet veranderd. Ik antwoordde weer niks, want niemand had me verteld om iets anders te doen dan slechte dingen negeren. De kinderen geloofden dus alles wat er verteld werd. Mensen kenden me niet, maar wisten nu al dat ik slecht was.
Er was overal een probleem, ik luisterde niet, ik had hele slechte cijfers en alle andere kinderen waren bang voor mij.
Alles ging slecht, de kinderen waren onaardig, door de stress sliep ik maar 4 uur per nacht en mijn ouders waren boos door mijn slechte cijfers.
Ik weet het nog heel goed, het was in een wiskundelokaal, ik tekende in mijn schrift een plan om de klas uit elkaar te halen, ik wou ze mentaal vermoorden. Ik sloeg door en schreeuwde het keihard uit in de klas, ik voelde geen schaamte, het voelde zelfs heel goed.
En toen kwam de mentor, hij zei dat ik mee moest komen met mijn tas. De klas keek mij heel verbaasd aan, maar ik; ik was blij. Ik was van ik die enge mensen af, ze deden helemaal niks behalve praten.
De mentor bracht me naar de teamleiders en legde me daar uit dat hij meerdere mailtjes van ouders en kinderen uit de klas hebben gekregen die uitleggen dat de klas niet meer veilig is en dat de kinderen niet meer naar school wouden komen door mij. Ik had een heel blij gezicht omdat ik van de bizarre mensen af was, dus alles wat er op dat moment aan mij verteld werd, was beter dan teruggaan naar het lokaal. De mentor ging weg en ik bleef bij de teamleider om mijn huiswerk te maken. Mijn vader heeft een gesprek gehad met mijn mentor en de teamleider en ik mocht de rest van de week niet naar school gaan. Ik moest de maandag na het weekend een brief inleveren waarop stond wat ik vond dat slecht ging in de klas, de anderen kinderen stonden niet op het lijstje.
De mensen om me heen hadden eindelijk door dat er echt iets mis met mij was. Er werd besloten dat ik met de psycholoog moest praten die op school zat, en samen met een andere organisatie hadden ze eindelijk uitgevonden wat ik had.
…..
Ik heb een pesttrauma, ik had nooit gedacht een pesttrauma te hebben.
Ik ben te lang gepest, als mijn ouders me gesteund hadden zou ik waarschijnlijk een minder hevig trauma hebben. Mijn ouders steunden me niet voor een simpele reden.
Nu ik alles wist, moest ik nog een ding doen en dat is: Met mensen om leren gaan.
Ik moest letterlijk leren hoe je met mensen omgaat. Hoe begroet je iemand, wat zijn vrienden en hoe krijg je ze, en het belangrijkste: Hoe ben ik mezelf, wat is mijn karakter, ben ik impulsief, onaardig, aardig, sociaal? Ik weet het allemaal niet.
Vandaag gaat het beter, ik heb door een speciale behandeling te volgen, mijn pesttrauma weggewerkt en ik heb geleerd wat mijn karakter is en hoe ik om moet gaan met mensen, maar het beste is: ik ben MEZELF.